Op een zonnige dag in Amsterdam, was Pieter op zijn fiets.

On a sunny day in Amsterdam, Pieter was on his bike.

Hij was op weg naar huis met een grote zak vol kaas.

He was on his way home with a big bag full of cheese.

Amsterdam was een mooie stad met veel mensen en veel fietsen.

Amsterdam was a beautiful city with many people and lots of bikes.

De zon scheen fel, de grachten glinsterden en de lucht blauw was helder.

The sun was shining brightly, the canals were glistening, and the sky was clear blue.

Pieter was op de Prinsengracht.

Pieter was on the Prinsengracht.

Hier moest hij over een oude brug.

Here, he had to cross an old bridge.

Het was een brug met veel stenen.

It was a bridge with many stones.

Hij fietste er vaak over.

He often cycled over it.

Vandaag had hij een probleem.

Today, he had a problem.

Terwijl hij de brug op fietste, viel zijn zak met kaas in het water.

While cycling onto the bridge, his bag of cheese fell into the water.

"Hé, mijn kaas!

"Hey, my cheese!"

" schreeuwde Pieter en hij stopte zijn fiets snel.

shouted Pieter, quickly stopping his bike.

Hij keek in het water.

He looked into the water.

Hij zag dat de zak met kaas langzaam zonk.

He saw the bag of cheese slowly sinking.

Wat moest hij nu doen?

What should he do now?

Hij had geen tijd om hulp te vragen.

He didn't have time to ask for help.

Dus hij besloot iets moedigs te doen.

So, he decided to do something brave.

Pieter sprong zonder na te denken van de brug in het kanaal.

Pieter jumped without thinking from the bridge into the canal.

Hij zwom snel naar de zak met kaas.

He swam quickly to the bag of cheese.

Hij greep de zak vast en bracht hem weer naar de kant.

He grabbed onto the bag and brought it back to the side.

Hij was nu helemaal nat, maar hij had zijn kaas gered.

He was now completely wet, but he had saved his cheese.

Aan de kant stonden mensen te kijken.

On the side, people were watching.

Ze klapten voor Pieter en lachten.

They clapped for Pieter and laughed.

Pieter glimlachte.

Pieter smiled.

Hij was blij dat hij zijn kaas gered had.

He was happy that he had saved his cheese.

Hij nam zijn zak met kaas en zijn natte kleren en ging naar huis.

He took his bag of cheese and his wet clothes and went home.

Die avond at hij zijn kaas met veel smaak.

That evening, he ate his cheese with great pleasure.

Het was de lekkerste kaas die hij ooit had gegeten.

It was the most delicious cheese he had ever eaten.

Hij was trots op zichzelf.

He was proud of himself.

Hij had zijn kaas gered.

He had saved his cheese.

Als iemand nu in Amsterdam over de Prinsengracht fietst, zou hij het verhaal van Pieter horen.

If someone now rides their bike in Amsterdam over the Prinsengracht, they would hear the story of Pieter.

Het verhaal van de jongen die in het water sprong om zijn zak met kaas te redden.

The story of the boy who jumped into the water to save his bag of cheese.

En iedereen zou lachen en zeggen: "Dat is Pieter, de held van de Prinsengracht!

And everyone would laugh and say, "That's Pieter, the hero of the Prinsengracht!"