FluentFiction - Dutch

Lost in Amsterdam: A Boy's Journey to Find His Way

FluentFiction - Dutch

13m 23sNovember 25, 2023

Lost in Amsterdam: A Boy's Journey to Find His Way

1x
0:000:00
View Mode:
  • De zon ging onder in de stad Amsterdam.

    The sun was setting in the city of Amsterdam.

  • Koen, een jongen met rode wangen en nieuwsgierige ogen, stond in het midden van de stad.

    Koen, a boy with rosy cheeks and curious eyes, stood in the middle of the city.

  • Hij keek om zich heen.

    He looked around.

  • Er waren fietsen, heel veel fietsen.

    There were bicycles, lots of bicycles.

  • Hij wist niet waar hij heen moest.

    He didn't know where to go.

  • Koen was verdwaald.

    Koen was lost.

  • Overal waren er fietspaden in Amsterdam.

    Bicycle paths were everywhere in Amsterdam.

  • Het teken van een fiets stond op het pad geverfd, maar Koen besefte het niet.

    The sign of a bicycle was painted on the path, but Koen didn't realize it.

  • Hij dacht dat het een voetgangerspad was.

    He thought it was a pedestrian path.

  • Met grote stappen begon hij te lopen op het fietspad.

    With big strides, he started walking on the bicycle path.

  • Opeens hoorde Koen een bel.

    Suddenly, Koen heard a bell.

  • Het geluid kwam dichterbij.

    The sound was getting closer.

  • Hij keek om en zag een vrouw op een fiets.

    He looked back and saw a woman on a bicycle.

  • Hij sprong opzij.

    He jumped aside.

  • "Dit is een fietspad!

    "This is a bicycle path!"

  • " riep de vrouw.

    the woman exclaimed.

  • Koen schrok.

    Koen was startled.

  • Hij wist niet dat hij op een fietspad stond.

    He didn't know he was on a bicycle path.

  • Toen probeerde Koen zijn weg te vinden tussen de fietsen.

    Then Koen tried to find his way among the bicycles.

  • Het leek op een doolhof.

    It felt like a maze.

  • Hij was in de war.

    He was confused.

  • Waar was zijn vader?

    Where was his father?

  • Hij had hem gezegd om te wachten bij de boom bij het Anne Frank Huis.

    He had told him to wait by the tree near the Anne Frank House.

  • Maar Koen zag de boom nergens.

    But Koen couldn't see the tree anywhere.

  • Plots zag hij een meneer met een uniform.

    Suddenly, he saw a man in a uniform.

  • Het was een politieagent.

    It was a police officer.

  • Koen rende naar hem toe.

    Koen ran towards him.

  • "Ik ben verdwaald," zei hij.

    "I am lost," he said.

  • De politieagent glimlachte.

    The police officer smiled.

  • "Geen zorgen.

    "Don't worry.

  • Ik help je wel," zei de politieagent.

    I'll help you," the police officer said.

  • En samen liepen ze door de stad.

    And together, they walked through the city.

  • Ze vonden de boom bij het Anne Frank Huis.

    They found the tree near the Anne Frank House.

  • Daar stond Koens vader.

    Koen's father was standing there.

  • Hij zag er bezorgd uit.

    He looked worried.

  • Toen hij Koen zag, straalde hij van opluchting.

    When he saw Koen, relief washed over him.

  • "Daar ben je!

    "There you are!"

  • " riep hij en knuffelde Koen.

    he exclaimed and hugged Koen.

  • Koen voelde zich weer veilig.

    Koen felt safe again.

  • Vanaf die dag kende Koen het verschil tussen een fietspad en een voetgangerspad.

    From that day on, Koen knew the difference between a bicycle path and a pedestrian path.

  • En hij was niet langer bang om verdwaald te raken in Amsterdam.

    And he was no longer afraid of getting lost in Amsterdam.

  • Want hij wist dat er altijd mensen waren die hem zouden helpen.

    Because he knew there were always people who would help him.

  • En Koen leefde nog lang en gelukkig in zijn mooie stad Amsterdam.

    And Koen lived happily ever after in his beautiful city of Amsterdam.