FluentFiction - Dutch

Rainy Day Delights: Coffee, Cats, and Unexpected Connections in Amsterdam

FluentFiction - Dutch

12m 18sDecember 5, 2023

Rainy Day Delights: Coffee, Cats, and Unexpected Connections in Amsterdam

1x
0:000:00
View Mode:
  • Jeroen stond midden in Amsterdam.

    Jeroen stood in the middle of Amsterdam.

  • De hemel was grijs.

    The sky was grey.

  • Druppels vielen snel.

    Drops were falling quickly.

  • Plots begon het hard te regenen.

    Suddenly, it started to rain hard.

  • Zijn jas was nat.

    His coat was wet.

  • Zijn tas ook.

    His bag too.

  • Een paraplu had hij niet.

    He didn't have an umbrella.

  • In de verte zag Jeroen licht.

    In the distance, Jeroen saw light.

  • Dat was een koffieshop.

    That was a coffee shop.

  • Snel liep hij erheen.

    He quickly walked towards it.

  • Het was warm binnen.

    It was warm inside.

  • De geur van koffie was sterk.

    The smell of coffee was strong.

  • Jeroen glimlachte.

    Jeroen smiled.

  • De meneer achter de toonbank keek op.

    The man behind the counter looked up.

  • Hij droeg een rode das.

    He was wearing a red tie.

  • "Hallo," zei hij.

    "Hello," he said.

  • "Koffie?

    "Coffee?"

  • " Jeroen knikte.

    Jeroen nodded.

  • Hij hield van koffie.

    He loved coffee.

  • Terwijl hij zijn koffie dronk, keek Jeroen rond.

    While sipping his coffee, Jeroen looked around.

  • De muren waren groen.

    The walls were green.

  • Er waren veel schilderijen.

    There were many paintings.

  • Sommige mensen zaten te praten.

    Some people were talking.

  • Anderen lazen boeken.

    Others were reading books.

  • Plotseling hoorde Jeroen iets.

    Suddenly, Jeroen heard something.

  • Het was een kat.

    It was a cat.

  • De kat lag op een stoel.

    The cat was lying on a chair.

  • Haar naam was Miep, zei de meneer.

    Its name was Miep, the man said.

  • Jeroen hield ook van katten.

    Jeroen also loved cats.

  • Buiten bleef het regenen.

    Outside, the rain kept pouring.

  • Jeroen bleef binnen.

    Jeroen stayed inside.

  • Hij praatte met de meneer.

    He talked with the man.

  • Ze spraken over Amsterdam.

    They spoke about Amsterdam.

  • De meneer wist veel.

    The man knew a lot.

  • Jeroen leerde veel.

    Jeroen learned a lot.

  • Toen stopte de regen.

    Then, the rain stopped.

  • De hemel werd helder.

    The sky became clear.

  • "Bedankt," zei Jeroen tegen de meneer.

    "Thank you," Jeroen said to the man.

  • Hij betaalde voor zijn koffie.

    He paid for his coffee.

  • De meneer gaf hem een muffin.

    The man gave him a muffin.

  • Een cadeau, zei hij.

    A gift, he said.

  • Jeroen liep naar buiten.

    Jeroen walked outside.

  • De lucht was fris.

    The air was fresh.

  • Hij at zijn muffin.

    He ate his muffin.

  • Het was lekker.

    It was delicious.

  • De straten van Amsterdam glinsterden.

    The streets of Amsterdam glistened.

  • Jeroen dacht na over zijn dag.

    Jeroen thought about his day.

  • Het was onverwacht, maar goed.

    It was unexpected, but good.

  • Hij glimlachte.

    He smiled.

  • Amsterdam was mooi, zelfs in de regen.

    Amsterdam was beautiful, even in the rain.

  • En zonder paraplu.

    And without an umbrella.