FluentFiction - Dutch

Cycling in the Storm: An Adventurous Day in Amsterdam

FluentFiction - Dutch

13m 24sJanuary 18, 2024

Cycling in the Storm: An Adventurous Day in Amsterdam

1x
0:000:00
View Mode:
  • De regen tikte hard op de ramen van Sophie's kleine appartement in Amsterdam.

    The rain tapped hard on the windows of Sophie's small apartment in Amsterdam.

  • Ze keek bezorgd naar buiten.

    She looked worriedly outside.

  • Sophie, Lars en Emma hadden bedacht om samen te gaan fietsen.

    Sophie, Lars, and Emma had planned to go cycling together.

  • Maar nu was er een storm.

    But now there was a storm.

  • Lars en Emma stonden voor de deur.

    Lars and Emma stood at the door.

  • Ze waren moedig.

    They were brave.

  • Een beetje regen hield hen niet tegen.

    A little rain wouldn't stop them.

  • Sophie pakte haar jas en fiets.

    Sophie grabbed her coat and bike.

  • Ze gingen op pad, de storm in.

    They set off, into the storm.

  • Het fietsen was moeilijk.

    Cycling was difficult.

  • De wind was heel sterk.

    The wind was very strong.

  • Ze moesten hard trappen.

    They had to pedal hard.

  • Toch bleven ze lachen.

    Yet, they continued to laugh.

  • Ze hadden veel plezier, zelfs in de storm.

    They had a lot of fun, even in the storm.

  • Ze fietsten langs de grachten.

    They cycled along the canals.

  • De boten dansten op de golven.

    The boats danced on the waves.

  • Grote regendruppels vielen in het water.

    Big raindrops fell into the water.

  • De mensen binnen keken naar hen.

    The people inside watched them.

  • Ze dachten: "Die zijn gek!

    They thought, "They're crazy!"

  • "Sophie, Lars en Emma werden nat.

    Sophie, Lars, and Emma got wet.

  • Maar dat vonden ze niet erg.

    But they didn't mind.

  • Ze zongen liedjes om warm te blijven.

    They sang songs to stay warm.

  • Sophie's lievelingsliedje was het luidst.

    Sophie's favorite song was the loudest.

  • Emma en Lars lachten om haar.

    Emma and Lars laughed at her.

  • Ze stopten bij een brug.

    They stopped at a bridge.

  • Lars had een idee.

    Lars had an idea.

  • Hij zei: "We gaan nu heel hard fietsen.

    He said, "Let's pedal really fast now.

  • Wie het eerst bij de volgende brug is, wint.

    Whoever gets to the next bridge first, wins."

  • " Sophie en Emma knikten.

    Sophie and Emma nodded.

  • Ze waren klaar voor de race.

    They were ready for the race.

  • De race was kort.

    The race was short.

  • Emma won.

    Emma won.

  • Sophie was tweede.

    Sophie came second.

  • Lars was laatste, maar hij lachte.

    Lars was last, but he laughed.

  • Ze waren allemaal winnaars.

    They were all winners.

  • Ze hadden gefietst in een storm.

    They had cycled in a storm.

  • Dat was niet makkelijk.

    That wasn't easy.

  • Ze gingen terug naar Sophie's huis.

    They went back to Sophie's house.

  • Ze waren koud.

    They were cold.

  • Maar ze hadden ook veel gelachen.

    But they had also laughed a lot.

  • Ze trokken droge kleren aan.

    They changed into dry clothes.

  • Sophie maakte warme chocolademelk.

    Sophie made hot chocolate.

  • Ze praatten over de fietstocht.

    They talked about the bike ride.

  • Het was een avontuur geweest.

    It had been an adventure.

  • Zo eindigde hun dag.

    That's how their day ended.

  • Ze waren blij, ook al was het een moeilijke dag.

    They were happy, even though it had been a difficult day.

  • Ze hadden geleerd dat zelfs een storm leuk kon zijn.

    They had learned that even a storm could be fun.

  • Als je maar samen bent met vrienden.

    As long as you're together with friends.

  • En dat was het belangrijkste.

    And that was the most important thing.

  • Ze keken al uit naar hun volgende avontuur in het mooie Amsterdam.

    They were already looking forward to their next adventure in beautiful Amsterdam.

  • Maar dan misschien op een dag zonder storm.

    But maybe on a day without a storm.