FluentFiction - Dutch

The Tale of Scheveningen: A Day of Laughter and Learning in Amsterdam

FluentFiction - Dutch

16m 01sMarch 1, 2024

The Tale of Scheveningen: A Day of Laughter and Learning in Amsterdam

1x
0:000:00
View Mode:
  • De zon schijnt fel op de Amsterdamse grachten.

    The sun is shining brightly on the canals of Amsterdam.

  • Anna loopt langs de grachten met een zware mand met kaas.

    Anna walks along the canals with a heavy basket of cheese.

  • Ze ziet twee mensen.

    She sees two people.

  • Ze zijn niet van hier.

    They are not from here.

  • Ze zijn Lars en Sophie, toeristen uit Duitsland.

    They are Lars and Sophie, tourists from Germany.

  • Lars kijkt op een kaart.

    Lars is looking at a map.

  • Hij zegt iets waar Anna om moet lachen.

    He says something that makes Anna laugh.

  • Het woord "Scheveningen" geeft Lars problemen.

    The word "Scheveningen" is causing problems for Lars.

  • Sophie probeert het ook.

    Sophie tries as well.

  • Ze fronceert haar wenkbrauwen.

    She furrows her brows.

  • Ze kan het niet.

    She can't do it.

  • Anna wil helpen.

    Anna wants to help.

  • Ze loopt naar Lars en Sophie toe.

    She walks over to Lars and Sophie.

  • Ze zegt "Scheveningen".

    She says "Scheveningen".

  • Anna heeft een goede uitspraak, ze woont immers in Nederland.

    Anna has a good pronunciation, as she lives in the Netherlands.

  • Maar Lars en Sophie begrijpen het niet zo goed.

    But Lars and Sophie don't quite understand.

  • Uren gaan voorbij.

    Hours go by.

  • Ze proberen en proberen.

    They try and try.

  • "Scheveningen, Scheveningen", zegt Anna steeds opnieuw.

    "Scheveningen, Scheveningen," Anna keeps saying repeatedly.

  • Ze staan bij het IJ, ze staan bij de Dam, ze staan in het Vondelpark.

    They are at the IJ, they are at the Dam, they are in the Vondelpark.

  • Overal in Amsterdam horen mensen Lars en Sophie "Scheveningen" zeggen.

    Everywhere in Amsterdam, people hear Lars and Sophie trying to say "Scheveningen."

  • Ondertussen gebeuren er allerlei dingen.

    Meanwhile, various things are happening.

  • Duiven vliegen voorbij.

    Pigeons fly by.

  • De klok van de Oude Kerk slaat.

    The bell of the Oude Kerk chimes.

  • Een kat slaapt onder een fiets.

    A cat sleeps under a bike.

  • Alles is vredig en stil.

    Everything is peaceful and quiet.

  • Maar Lars en Sophie blijven proberen.

    But Lars and Sophie keep trying.

  • Na een lange dag in de mooie stad Amsterdam, zien ze de zon ondergaan bij de Magere Brug.

    After a long day in the beautiful city of Amsterdam, they see the sun set at the Skinny Bridge.

  • Lars kijkt opnieuw naar zijn kaart.

    Lars looks at his map again.

  • Sophie heeft hoop.

    Sophie is hopeful.

  • Ze zegt "Scheveningen".

    She says "Scheveningen."

  • Anna hoort het.

    Anna hears it.

  • Ze klapt in haar handen.

    She claps her hands.

  • Het is goed!

    It's right!

  • Sophie heeft het gezegd.

    Sophie said it.

  • Scheveningen.

    Scheveningen.

  • Precies goed!

    Exactly right!

  • Lars probeert ook weer.

    Lars tries again too.

  • Hij kijkt naar Sophie.

    He looks at Sophie.

  • Hij kijkt naar Anna.

    He looks at Anna.

  • Hij zegt "Scheveningen".

    He says "Scheveningen."

  • Anna's ogen worden groot.

    Anna's eyes widen.

  • Lars heeft het ook goed gezegd!

    Lars said it right too!

  • Ze lacht en zegt "heel goed, heel goed!

    She laughs and says "very good, very good!"

  • "Het is nu nacht in Amsterdam.

    It's night now in Amsterdam.

  • De maan schijnt op de grachten.

    The moon shines on the canals.

  • Iedereen gaat naar huis.

    Everyone is going home.

  • Maar Anna, Lars en Sophie zijn blij.

    But Anna, Lars, and Sophie are happy.

  • Ze hebben het woord "Scheveningen" geleerd.

    They have learned the word "Scheveningen."

  • Ze nemen afscheid bij de brug.

    They say goodbye at the bridge.

  • Anna gaat naar huis en Lars en Sophie gaan naar hun hotel.

    Anna goes home and Lars and Sophie go to their hotel.

  • De volgende dag is Anna vroeg wakker.

    The next day, Anna is up early.

  • Ze gaat weer naar haar werk.

    She goes back to work.

  • Ze loopt langs de grachten.

    She walks along the canals.

  • Opeens hoort ze een bekend geluid.

    Suddenly, she hears a familiar sound.

  • Het is Lars en Sophie.

    It's Lars and Sophie.

  • Ze zeggen "goedemorgen" en "Scheveningen".

    They say "good morning" and "Scheveningen."

  • Anna lacht en zwaait.

    Anna laughs and waves.

  • Het is een nieuw, mooie dag in Amsterdam.

    It's a new, beautiful day in Amsterdam.

  • En zo eindigt het verhaal van Anna, Lars en Sophie.

    And so ends the story of Anna, Lars, and Sophie.

  • Een verhaal over een dag in Amsterdam.

    A story of a day in Amsterdam.

  • Een dag van leren, lachen en "Scheveningen" zeggen.

    A day of learning, laughing, and saying "Scheveningen."

  • Een mooie dag.

    A beautiful day.