FluentFiction - Dutch

The Quest for the Stolen Bike: A Tale of Amsterdam Adventures

FluentFiction - Dutch

16m 07sMarch 14, 2024

The Quest for the Stolen Bike: A Tale of Amsterdam Adventures

1x
0:000:00
View Mode:
  • Het was een zonnige dag in Amsterdam.

    It was a sunny day in Amsterdam.

  • Sven en Femke waren aan het lachen.

    Sven and Femke were laughing.

  • Ze zagen de beroemde grachten.

    They saw the famous canals.

  • Ze dronken slappe koffie.

    They drank weak coffee.

  • Ze genoten van stroopwafels, zo kleverig en zoet.

    They enjoyed stroopwafels, so sticky and sweet.

  • Plots stond Sven stil.

    Suddenly Sven stopped.

  • Waar was zijn fiets?

    Where was his bike?

  • "Niet weer!

    "Not again!"

  • " riep Sven.

    Sven exclaimed.

  • Hij stampvoette bij de lantaarnpaal.

    He stomped his foot by the lamppost.

  • De ketting was losgebroken.

    The chain had broken loose.

  • De fiets van Sven was weg.

    Sven's bike was gone.

  • Het was de derde keer deze maand.

    It was the third time this month.

  • "Oh nee, Sven!

    "Oh no, Sven!"

  • " zei Femke.

    Femke said.

  • Ze sloeg een arm om hem heen.

    She put an arm around him.

  • Ze begreep hoe hij zich voelde.

    She understood how he felt.

  • Amsterdam was een grappige stad.

    Amsterdam was a funny city.

  • Een mooie stad.

    A beautiful city.

  • Maar ook een stad vol fietsdieven.

    But also a city full of bike thieves.

  • "Ik ga op onderzoek uit," zei Sven.

    "I will investigate," said Sven.

  • Hij was ziek van het verliezen van zijn fietsen.

    He was sick of losing his bikes.

  • Femke knikte.

    Femke nodded.

  • Ze wilde Sven helpen.

    She wanted to help Sven.

  • Samen begonnen ze hun speurtocht.

    Together they began their quest.

  • Ze spraken met vele mensen.

    They spoke with many people.

  • De grachtenbootkapitein.

    The canal boat captain.

  • De kaasverkoper.

    The cheese seller.

  • De tulpenkweker.

    The tulip grower.

  • Ze zochten in de straten van Amsterdam.

    They searched in the streets of Amsterdam.

  • Ze keken naar elke fiets die ze zagen.

    They looked at every bike they saw.

  • Geen enkele fiets was die van Sven.

    Not a single bike was Sven's.

  • Na een lange dag zoeken, keken ze elkaar aan.

    After a long day of searching, they looked at each other.

  • Sven voelde zich moe.

    Sven felt tired.

  • Femke voelde zich moe.

    Femke felt tired.

  • Maar ze gaven niet op.

    But they didn't give up.

  • Ze gingen naar het fietswinkel van Meneer Janssen.

    They went to Mr. Janssen's bike shop.

  • Misschien kon hij helpen.

    Maybe he could help.

  • Meneer Janssen was slim.

    Mr. Janssen was clever.

  • Hij wist alles over fietsen.

    He knew everything about bikes.

  • Hij luisterde naar het verhaal van Sven en Femke.

    He listened to Sven and Femke's story.

  • Langzaam knikte hij.

    Slowly he nodded.

  • Hij had het antwoord.

    He had the answer.

  • "Sven," Meneer Janssen zei, "misschien moet je nadenken over een ouderwetse oplossing.

    "Sven," Mr. Janssen said, "maybe you should consider an old-fashioned solution."

  • " Hij liet een lelijke oude fiets zien, felroze en met veel roest.

    He showed a ugly old bike, bright pink and full of rust.

  • Niemand zou die fiets stelen!

    No one would steal that bike!

  • Sven lachte om de lelijke fiets.

    Sven laughed at the ugly bike.

  • Femke lachte ook.

    Femke laughed too.

  • Misschien was dit het plan?

    Maybe this was the plan?

  • Een lelijke fiets voor Sven.

    An ugly bike for Sven.

  • Geen dief zou dit willen.

    No thief would want this.

  • Vanaf die dag reed Sven op zijn nieuwe fiets.

    From that day on, Sven rode on his new bike.

  • Het was niet mooi.

    It wasn't pretty.

  • Het was ook niet snel.

    It wasn't fast either.

  • Maar het was een fiets die nooit werd gestolen!

    But it was a bike that was never stolen!

  • Sven en Femke lachten terwijl ze door de straten van Amsterdam reden.

    Sven and Femke laughed as they rode through the streets of Amsterdam.

  • Ze gingen langs de grachten.

    They passed by the canals.

  • Ze passeerden de bloemenmarkt.

    They went past the flower market.

  • Ze gaven geen blik meer aan de verloren fietsen.

    They no longer glanced at the lost bikes.

  • Amsterdam was nog steeds hun stad.

    Amsterdam was still their city.

  • En Sven had nog steeds zijn fiets.

    And Sven still had his bike.

  • Zo komt het dat Sven en Femke hun dagen slijten.

    And that's how Sven and Femke spend their days.

  • Fietsend door Amsterdam.

    Cycling through Amsterdam.

  • Geen fietsdieven om hen heen.

    No bike thieves around them.

  • Gewoon het zonnetje, de grachten en een lelijke oude fiets.

    Just the sunshine, the canals, and an ugly old bike.

  • En ze leefden nog lang en gelukkig.

    And they lived happily ever after.