FluentFiction - Dutch

Lost in Jordaan: A Heartwarming Tale of Piet and the Ice Cream Girl

FluentFiction - Dutch

14m 52sMarch 18, 2024

Lost in Jordaan: A Heartwarming Tale of Piet and the Ice Cream Girl

1x
0:000:00
View Mode:
  • In de drukke stad Amsterdam woonde een man genaamd Piet.

    In the busy city of Amsterdam lived a man named Piet.

  • Piet was een flinke meneer met een groot hart voor fietsen.

    Piet was a sturdy man with a great love for bicycles.

  • Hij hield van fietsen zoals kinderen van ijsjes houden.

    He loved cycling like children love ice cream.

  • Een probleem was er wel: Piet raakte altijd snel de weg kwijt.

    But there was a problem: Piet always quickly got lost.

  • Op een zonnige middag besloot Piet naar de markt te gaan.

    One sunny afternoon, Piet decided to go to the market.

  • Hij stapte op zijn fiets en zette zijn pet op tegen de zon.

    He got on his bike and put on his cap to shield himself from the sun.

  • Langs de grachten, de bruggen, de mensen en de duiven ging hij.

    Along the canals, the bridges, the people, and the pigeons he went.

  • Maar toen kwam Piet op een plek met heel veel kleine straatjes.

    But then Piet arrived at a place with lots of small streets.

  • Oh jee, Piet was in de Jordaan aangekomen!

    Oh no, Piet had reached the Jordaan!

  • Het leek wel een doolhof van smalle straatjes.

    It was like a maze of narrow streets.

  • Alle straten leken op elkaar.

    All the streets looked the same.

  • Piet fietste de ene straat in, dan weer de andere.

    Piet cycled down one street, then another.

  • Hij ging naar links, ging naar rechts, en nog eens rechts.

    He turned left, turned right, and then right again.

  • Piet was verdwaald.

    Piet was lost.

  • Piet stopte en keek om zich heen.

    Piet stopped and looked around.

  • Hij riep: "Help, ik ben de weg kwijt!

    He cried out, "Help, I'm lost!"

  • " Mensen liepen voorbij, maar niemand stopte.

    People walked by, but no one stopped.

  • Iedereen was druk.

    Everyone was busy.

  • Druk met winkelen, met praten, met lopen.

    Busy with shopping, talking, walking.

  • Niemand leek Piet te horen.

    No one seemed to hear Piet.

  • Piet kon bijna gaan huilen.

    Piet was on the verge of tears.

  • Hoe kwam hij nu bij de markt?

    How would he get to the market now?

  • En hoe kwam hij straks weer thuis?

    And how would he find his way back home later?

  • Piet wist het niet.

    Piet didn't know.

  • Toen zag Piet een klein meisje.

    Then Piet saw a little girl.

  • Ze had een ijsje in haar hand.

    She had an ice cream in her hand.

  • "Wat is er, meneer?

    "What's wrong, sir?"

  • " vroeg het meisje.

    the girl asked.

  • Piet vertelde het meisje dat hij de weg kwijt was.

    Piet told the girl he was lost.

  • Dat hij naar de markt wilde, maar niet wist hoe.

    That he wanted to go to the market but didn't know how.

  • Het meisje lachte.

    The girl laughed.

  • "Ik weet de weg wel, meneer.

    "I know the way, sir.

  • Ik kom hier elke dag.

    I come here every day.

  • Ik zal u helpen.

    I will help you."

  • " Dus het meisje wees Piet de weg naar de markt.

    So the girl showed Piet the way to the market.

  • Ze vertelde Piet ook hoe hij thuis moest komen.

    She also told Piet how to get back home.

  • Piet was zo blij dat hij bijna moest huilen.

    Piet was so happy he almost cried.

  • “Bedankt meisje," zei Piet.

    "Thank you, girl," Piet said.

  • Hij gaf het meisje een zak centen om nog een ijsje te kopen.

    He gave the girl a bag of coins to buy another ice cream.

  • Het meisje lachte naar Piet en liep weg met haar ijsje.

    The girl smiled at Piet and walked away with her ice cream.

  • Piet besteedde de rest van zijn dag op de markt en had veel plezier.

    Piet spent the rest of his day at the market and had a lot of fun.

  • Hij kocht mooie bloemen en lekker fruit.

    He bought beautiful flowers and tasty fruits.

  • En toen Piet weer naar huis fietste, wist hij precies de weg.

    And when Piet cycled back home, he knew the way exactly.

  • Het was alsof hij de straten al jaren kende.

    It was as if he had known the streets for years.

  • Vanaf toen ging Piet elke week naar de markt.

    From then on, Piet went to the market every week.

  • En elke keer zag hij het kleine meisje met haar ijsje.

    And every time he saw the little girl with her ice cream.

  • Ze zwaaiden naar elkaar en ze lachten.

    They waved to each other and they laughed.

  • Piet werd nooit meer bang om de weg kwijt te raken.

    Piet was never afraid of getting lost again.

  • Want hij wist nu: er is altijd wel iemand die helpt.

    Because he now knew: there is always someone who helps.

  • En zo leefde Piet, blij en gelukkig, nog vele jaren in zijn geliefde Amsterdam.

    And so Piet lived, happy and content, for many years in his beloved Amsterdam.