FluentFiction - Dutch

Lost in Amsterdam: Finding Home Among Tulips and Towers

FluentFiction - Dutch

12m 51sMay 8, 2024

Lost in Amsterdam: Finding Home Among Tulips and Towers

1x
0:000:00
View Mode:
  • Fietswielen zoeven over het pad.

    Bicycle wheels zoom over the path.

  • Maarten houdt van fietsen.

    Maarten loves cycling.

  • Hij vindt het leuk om door de straten van Amsterdam te rijden.

    He enjoys riding through the streets of Amsterdam.

  • De zon schijnt en de huizen zijn mooi.

    The sun is shining and the houses are beautiful.

  • De grachten zijn als blauwe linten tussen de oude huizen.

    The canals are like blue ribbons between the old houses.

  • Maar vandaag is anders.

    But today is different.

  • Maarten is verdwaald.

    Maarten is lost.

  • De paden zijn vreemd.

    The paths are unfamiliar.

  • De huizen zijn niet bekend.

    The houses are not recognizable.

  • Maarten is in de war.

    Maarten is confused.

  • De grachten schitteren niet meer zo vrolijk.

    The canals no longer sparkle so cheerfully.

  • Maarten stopt om rond te kijken.

    Maarten stops to look around.

  • Waar is hij?

    Where is he?

  • Hij ziet alleen een groot veld.

    He sees only a large field.

  • En knip, knap, knip: het veld is vol met tulpen.

    And clip, clop, clip: the field is full of tulips.

  • Rode, gele, roze - zoveel kleuren.

    Red, yellow, pink - so many colors.

  • Het tulpenveld is als een kleurenfeest.

    The tulip field is like a colorful festival.

  • Maar Maarten is niet blij.

    But Maarten is not happy.

  • Hij is bang.

    He is scared.

  • Hoe komt hij thuis?

    How will he get home?

  • Maarten begint te fietsen.

    Maarten starts cycling.

  • Hij rijdt langzaam.

    He rides slowly.

  • Hij probeert de weg te vinden.

    He tries to find his way.

  • Hij ziet een oude molen.

    He sees an old windmill.

  • Is die molen bij hem thuis?

    Is that windmill near his home?

  • Nee, dat is het niet.

    No, it is not.

  • Hij ziet een brug.

    He sees a bridge.

  • Is die brug bij hem thuis?

    Is that bridge near his home?

  • Nee, dat is het ook niet.

    No, that's not it either.

  • Maarten wordt steeds banger.

    Maarten becomes increasingly scared.

  • Maar dan ziet hij iets.

    But then he sees something.

  • Hij ziet hoge torens.

    He sees tall towers.

  • Zijn dat de torens van zijn stad?

    Are those the towers of his city?

  • Ja, dat zijn ze!

    Yes, they are!

  • Maarten begint te lachen.

    Maarten begins to laugh.

  • Hij fietst snel naar de torens.

    He cycles quickly towards the towers.

  • De wind waait door zijn haren.

    The wind blows through his hair.

  • De tulpenveld lijkt een kleurrijk tapijt achter hem.

    The tulip field looks like a colorful carpet behind him.

  • Maarten bereikt eindelijk Amsterdam.

    Maarten finally reaches Amsterdam.

  • Hij herkent de straten.

    He recognizes the streets.

  • Hij herkent de grachten.

    He recognizes the canals.

  • De stad is als een oude vriend.

    The city is like an old friend.

  • Maarten is niet langer bang.

    Maarten is no longer afraid.

  • Hij is weer thuis.

    He is back home.

  • De wielen van Maarten zoeven weer over het pad.

    Maarten's wheels zoom over the path again.

  • Hij houdt van fietsen.

    He loves cycling.

  • En zelfs als hij weer verdwaalt, zal hij de weg naar huis vinden.

    And even if he gets lost again, he will find his way home.

  • Want thuis is daar waar het hart is, zelfs als dat betekent fietsen door een veld vol tulpen.

    Because home is where the heart is, even if it means cycling through a field of tulips.