FluentFiction - Dutch

Cycling through Amsterdam: Navigating the Bustling Canals

FluentFiction - Dutch

13m 47sMay 13, 2024

Cycling through Amsterdam: Navigating the Bustling Canals

1x
0:000:00
View Mode:
  • Daan zit op zijn fiets.

    Daan is on his bike.

  • Amsterdam ligt voor hem.

    Amsterdam lies ahead of him.

  • De stad zoemt.

    The city buzzes.

  • De straatjes zijn smal.

    The streets are narrow.

  • Hij is nerveus.

    He is nervous.

  • Daan houdt van zijn stad, Amsterdam.

    Daan loves his city, Amsterdam.

  • De grachten zijn zoals linten.

    The canals are like ribbons.

  • Ze liggen rond de stad.

    They encircle the city.

  • De huizen zijn oud en sierlijk.

    The houses are old and elegant.

  • Ze staan langs de grachten.

    They line the canals.

  • Maar vandaag is de stad druk.

    But today the city is crowded.

  • Toeristen zijn overal.

    Tourists are everywhere.

  • Ze veroorzaken drukte.

    They cause hustle and bustle.

  • Ze maken het moeilijk voor Daan om te fietsen.

    They make it difficult for Daan to cycle.

  • Daan stapt op zijn fiets.

    Daan hops on his bike.

  • Zijn hoofd is hoog.

    His head is held high.

  • Zijn handen zijn strak om het stuur.

    His hands grip the handlebars tightly.

  • De straatjes zijn smal.

    The streets are narrow.

  • Hij zoemt langs de coffeeshops.

    He zooms past the coffeeshops.

  • Hij ruikt de verse haring van de viskraam.

    He smells the fresh herring from the fish stand.

  • Hij hoort de klokken van de Westertoren.

    He hears the bells of the Westertoren.

  • Toeristen blokkeren de weg.

    Tourists block the way.

  • Ze bewonderen de huizen en de grachten.

    They admire the houses and canals.

  • Ze nemen foto's.

    They take photos.

  • Ze kijken niet uit voor Daan.

    They do not watch out for Daan.

  • Daan moet plotseling stoppen.

    Daan has to suddenly stop.

  • Hij moet hard remmen.

    He has to brake hard.

  • Zo vermijdt hij een toerist.

    This way he avoids a tourist.

  • De persoon kijkt verbaasd.

    The person looks surprised.

  • Daan zucht, maar hij blijft kalm.

    Daan sighs, but he remains calm.

  • Hij fietst verder tussen de mensen.

    He cycles further among the people.

  • Hij toetert zacht.

    He honks softly.

  • "Pardon!

    "Excuse me!"

  • " roept hij.

    he calls out.

  • De mensen kijken om.

    The people look around.

  • Ze stappen opzij.

    They step aside.

  • Daan lacht.

    Daan smiles.

  • Hij bedankt hen.

    He thanks them.

  • Hij moet de toeristen wel vaak vermijden.

    He has to avoid the tourists often.

  • Maar hij is niet boos.

    But he is not angry.

  • Hij begrijpt het.

    He understands.

  • De stad is mooi.

    The city is beautiful.

  • Iedereen wil er naar kijken.

    Everyone wants to look at it.

  • Daan komt eindelijk thuis.

    Daan finally arrives home.

  • Zijn huis is klein maar gezellig.

    His house is small but cozy.

  • Het staat aan een gracht.

    It is located by a canal.

  • Er staan bloemen voor het raam.

    There are flowers in the window.

  • Daan zet zijn fiets neer.

    Daan parks his bike.

  • Hij is blij dat hij eindelijk veilig is.

    He is happy to be finally safe.

  • Hij kijkt uit het raam.

    He looks out the window.

  • Hij kijkt naar de mensen op straat.

    He watches the people on the street.

  • Hij glimlacht.

    He smiles.

  • Maar hij is ook opgelucht.

    But he is also relieved.

  • Dat is het lot van fietsen in Amsterdam.

    That's the fate of cycling in Amsterdam.

  • Het kan druk zijn.

    It can be crowded.

  • Het kan moeilijk zijn.

    It can be difficult.

  • Maar het is zijn thuis.

    But it is his home.

  • Het is zijn stad.

    It is his city.

  • En hij houdt ervan.

    And he loves it.