FluentFiction - Dutch

A Day in Bloom: How Sophie’s Florist Skills Brightened Keukenhof

FluentFiction - Dutch

14m 20sJune 6, 2024

A Day in Bloom: How Sophie’s Florist Skills Brightened Keukenhof

1x
0:000:00
View Mode:
  • Sophie stond in de Keukenhof Gardens.

    Sophie stood in the Keukenhof Gardens.

  • De zon scheen fel.

    The sun was shining brightly.

  • Ze hield van haar werk als bloemist, vooral tijdens het tulpenfestival.

    She loved her work as a florist, especially during the tulip festival.

  • Overal stonden vrolijke mensen.

    Everywhere, cheerful people were around.

  • De geur van bloemen vulde de lucht.

    The scent of flowers filled the air.

  • Sophie glimlachte.

    Sophie smiled.

  • Vandaag was een drukke dag.

    Today was a busy day.

  • Sophie moest veel bloemstukken maken.

    Sophie had to make many flower arrangements.

  • Haar handen waren snel en precies.

    Her hands were quick and precise.

  • Ze koos de mooiste tulpen.

    She selected the most beautiful tulips.

  • Rood, geel, oranje - alle kleuren waren aanwezig.

    Red, yellow, orange - all the colors were present.

  • Mensen kwamen kijken en vroegen om een boeket.

    People came to watch and asked for a bouquet.

  • Sophie maakte de mooiste boeketten.

    Sophie made the most beautiful bouquets.

  • De mensen waren blij en bedankten haar.

    People were happy and thanked her.

  • Maar niet alles ging goed.

    But not everything went well.

  • Een klein jongetje huilde.

    A little boy was crying.

  • Hij had zijn moeder verloren.

    He had lost his mother.

  • Sophie zag hem en liep naar hem toe.

    Sophie saw him and walked up to him.

  • "Wat is er aan de hand?"

    "What's wrong?"

  • vroeg Sophie.

    Sophie asked.

  • Het jongetje snikte.

    The boy sobbed.

  • "Ik kan mijn mama niet vinden," zei hij.

    "I can't find my mommy," he said.

  • Sophie knielde neer.

    Sophie knelt down.

  • "Maak je geen zorgen, we vinden haar," zei ze.

    "Don't worry, we'll find her," she said.

  • Sophie nam het jongetje bij de hand.

    Sophie took the boy by the hand.

  • Ze liepen door de tuinen.

    They walked through the gardens.

  • Ze keken overal.

    They looked everywhere.

  • Plotseling zagen ze een vrouw die angstig om zich heen keek.

    Suddenly, they saw a woman looking around anxiously.

  • Het jongetje liet Sophie los en rende naar haar toe.

    The boy let go of Sophie and ran to her.

  • "Mama!"

    "Mommy!"

  • riep hij.

    he shouted.

  • De vrouw draaide zich om en gaf een zucht van opluchting.

    The woman turned around and sighed with relief.

  • "Oh, bedankt!"

    "Oh, thank you!"

  • zei ze tegen Sophie.

    she said to Sophie.

  • "Geen probleem," antwoordde Sophie met een glimlach.

    "No problem," Sophie answered with a smile.

  • De rest van de dag ging soepel.

    The rest of the day went smoothly.

  • Sophie maakte nog meer mooie boeketten.

    Sophie made even more beautiful bouquets.

  • Ze zag geluk in de ogen van de mensen.

    She saw happiness in people's eyes.

  • Toen de dag eindigde, voelde Sophie zich moe maar tevreden.

    When the day ended, Sophie felt tired but satisfied.

  • Ze liep door de tuinen en keek om zich heen.

    She walked through the gardens and looked around.

  • De tulpen stonden trots.

    The tulips stood proudly.

  • Het was een lange, maar mooie dag.

    It had been a long but beautiful day.

  • De zon ging onder en de lucht kleurde oranje.

    The sun was setting and the sky turned orange.

  • Sophie haalde diep adem en glimlachte opnieuw.

    Sophie took a deep breath and smiled again.

  • Ze wist dat ze de volgende dag weer blij zou werken.

    She knew she would be happy to work again the next day.

  • En zo eindigde een succesvolle dag in de prachtige Keukenhof Gardens.

    And so a successful day ended in the beautiful Keukenhof Gardens.